|
||||||||
|
Alweer een bijzonder geslaagd album op het Italiaanse label Parco Della Musica, in dit geval betreft het een duo Paolo Damiani op contrabas en Massimo Giuseppe Bianchi op het klavier. Beiden behoren tot de elite van de Italiaanse Jazzscene, de bekendheid van de Italiaanse jazz musici is in Nederland helaas vrij beperkt, namen als Enrico Rava, Paolo Fresu en Enrico Pieranunzi zijn natuurlijk vrij bekend maar daarachter bevind zich nog een hele armee aan superieure muzikanten. Ik ben blij dat ik dankzij Arnulf van Xango in de gelegenheid ben om regelmatig een tip van de sluier op te lichten teneinde de rijkdom van de Italiaanse jazz te openbaren. Beiden hebben een flink aantal opnamen op hun naam staan, waarbij die van Bianchi zich voornamelijk bevinden in het klassieke repertoire, 10 composities zijn van Paolo Damiani, negen van Massimo Giuseppe Bianchi en er blijft één gemeenschappelijk nummer over. De titel “Dall’ovunque che sei” van dit album betekent “Waar je ook bent”, de titel is afkomstig uit het boek ” Entro a volte nel tuo sonno, la nave di teseo” van de schrijver Sergio Perroni (1956-2019). De invloeden op de muziek in dit album zijn nogal gevarieerd : jazz, hedendaagse en klassieke muziek, Europese folk, tezamen gekomen met improvisatie door een natuurlijke samenvloeiing die al eerder aanwezig is voor het optreden dan erna, dit album is dan ook geen jazz, maar “onze” jazz, en het is een eerbetoon aan de vele musici waarvan we houden, van Paul Bley tot Kurt Weill en Olivier Messiaen, zij zitten altijd in onze improvisatorische benaderingen en muzikale wegen, aldus Bianchi in de hoestekst. Al in de eerste klanken van het openingsnummer “Double Mirror” wordt de luisteraar meegesleept door de fijnzinnige verweving van de bas en pianoklank, subtiel, helder en bijna betoverend. Door de relatief geringe tijdsduur van de composities ontstaat er een steeds wisselend palet aan klanken hetgeen in hoge mate bijdraagt tot het luisterplezier, waar je ook bent. Klassiek aandoende klanken zoals in “Moderato” en “Greek Castle” tot fraaie improvisaties zoals in het wonderschone titelnummer “Dallóvunque che sei” met huppelend pianospel en sonore basklanken. In “Mon jardin de sons I, II en III” horen we alleen Bianchi die allerlei verfijnde klanken uit zijn klavier tovert, bijzonder. “Nuvolato” is een gestreken bassolo, bijzonder sfeervol, ook in “Vago” is Damiani solo te horen, nu echter plukkend, ook mooi. In het nummer “Play” is er sprake van en bijzonder “duel” tussen piano en bas, een feest voor het oor. Het is moeilijk om te duiden wat het mooiste nummer is op dit bewonderenswaardige album, naast het titelnummer gooit ook het lieflijke “Paolo’s dream” hoge ogen, maar eigenlijk klinken alle 20 (!) nummers perfect. Aanrader ! Jan van Leersum. |